Ik had eerder aan jouw dood gedacht.
Niet omdat ik die verwachtte,
of ook maar ergens op was voorbereid.
Het ging me om de tijd
en hoeveel ons was gegeven.
Het was simpelweg de angst het langst
en zonder jou te moeten leven.
En als ik dan jouw dood bedacht, (sluimerzacht,
je hand in die van mij
en omringd door wie je liefde)
dan was het niet voorbij
voordat alles was gezegd.
Je stierf pas echt
als de laatste eer bewezen was.
Een volle kerk, een volle zaal,
tientallen verhalen en na afloop
koffie met warme knuffels.
Een koor zou van je zingen
en we lachten tot we huilden
om wie je was geweest.
Het leven is een feest
en wij
zouden je vieren.
Maar zo ging het niet. Het verdriet
te groot voor besloten kring
en de troost op anderhalve meter,
hing de dood zo’n beetje tussen ons in
en niemand wist precies
hoe je die moest dragen.
Dus we douwden de rouw voort,
ontilbaar, onstilbaar,
in kringetjes door de dagen,
tot we een plek vonden
om eindelijk bij je stil te staan.
Hier,
een ratelpopulier
ritselt elke dag
jouw naam.
Ter nagedachtenis aan de Jutters die ons ontvielen door corona, werd in het Helderse Timorpark een boom geplant. De gemeente vroeg me voor te dragen tijdens de herdenking en onthulling van de plaquette.