‘Ik wilde nog iets zeggen,
maar nu weet ik het niet meer.’
Telkens weer,
balanceert mijn moeder
op het puntje van haar tong.
‘Ik moet morgen naar een feest’,
vertelt ze. En ze pakt de kaart erbij.
De buurvrouw is dan jarig
(dat is ze al geweest).
‘En dan moet ik naar een zaaltje.’
Ze had ook nog een cadeau gekocht.
‘Een hoe heet het ook alweer.
Wel een goede hoor, geen rommel.
In die winkel, met die dingen.
Hè, nu weet ik het niet meer.’
Brieven gaan in mapjes,
etuitjes in tasjes
in laatjes in kastjes,
stuurt ze zichzelf van daar
naar de muur.
En dan weet ze ineens
van Edith Piaf
en hoe mooi dat was.
‘Ik heb haar ooit een brief geschreven.
In het Frans, denk ik. Dat kon ik toen.’
Ze weet heus nog dingen uit die tijd,
alleen niet waar die is gebleven.