“Trek niet het boetekleed aan. Heb je enig idee hoeveel vrouwen ik voor me krijg die net zo zijn als jij?” Er valt een korte stilte. Nee, dat heb ik niet. Maar ik geloof niet dat mijn gynaecoloog echt een antwoord verwacht.
Ik ben zwanger. Ik ben zwanger en dat wil ik niet zijn. Niet eens omdat ik 16 ben of omdat het medisch gezien beter is van niet en zelfs niet omdat ik geen partner heb of het niet kan betalen. Ik ben zwanger en ik wil dat niet zijn. Met heel mijn wezen wil ik dat niet zijn.
Met heel mijn wezen wil ik blij zijn met een derde kind. Nog een moppie, misschien nu wel een meisje. Misschien als we verhuizen en een andere auto en dat ik dan weer in loondienst ga. En misschien word ik deze keer niet volkomen gek van slaapgebrek en hormonen. Misschien als ik mezelf gewoon wegcijfer… Dan kan het misschien. Maar het lukt me niet. Mijn hoofd, mijn huis en mijn hart zijn vol. Voller zou voor niemand goed zijn en nog het minst voor het kind dat nu nog een paar cellen is. Het kind dat ik misschien wel – de barsten schieten in mijn ziel – niet lief zal hebben als die andere twee.
Ik kán niet blij zijn.
Ik leg mijn dokter uit hoe het zo kwam. “Ja, stom natuurlijk. Ben je al zo lang bij elkaar. Er was natuurlijk dat debacle met dat spiraaltje. En ik vond ongelukjes altijd een beetje dom.” Zenuwachtige gniffel. “Nou, karma is wel een trut hè?” De dokter maant me om te stoppen. Het maakt niet uit hoe het zo kwam. Ik zit hier niet voor niks.
Pas veel later weet ik weer wat ik altijd vond. Over abortus. En nóg vind. Dat vrouwen altijd de keus moeten hebben. Dat ze zich niet hoeven verantwoorden. Aan niemand. Niet aan de dokter zoals ik deed, maar ook niet aan hun omgeving of aan mensen die tegen abortus zijn. Al had ik mijn ‘holy trinity’ twaalf keer in een week laten ontheiligen door God weet wie, het gaat niemand wat aan.
Vandaag, vier jaar later, lees ik via Twitter een stuk op EenVandaag. Over demonstranten die vrouwen insluiten bij een abortuskliniek en ze verknipte embryo’s laten zien. Het is geen nieuws. Geluiden tegen abortus zijn ook in Nederland altijd hoorbaar. Soms zijn ze luider. Maar vandaag lukt het me niet om er alleen maar een boze tweet aan te wijden. 280 tekens zijn niet genoeg om ook maar het minste licht te werpen op de betekenis van keuzevrijheid.
Abortus is legaal in Nederland. Wij mogen kiezen. In landen waar dat niet mag, kiezen vrouwen net zo vaak. Want soms is een leven met een ongewenst kind nog altijd minder gewenst dan ondraaglijke pijn en het risico te sterven aan infecties of bloedverlies. Mogen kiezen is een vrijheid waar ik letterlijk met mijn lijf (Mijn. Mijn lijf.) voor zou gaan liggen als het nodig was. Wat ik eerder niet wist, maar wat niks aan die mening afdoet, is wat het betekent om hem daadwerkelijk te maken.
Geen enkele vrouw maakt die keuze lichtzinnig.
Kiezen om dit kind niet te laten bestaan deed zeer. Meer pijn dan ik hier uit kan leggen. Rouw om een stommiteit die nooit iets mooiers gaat worden dan dat. Ik had geen anti-abortus schreeuwers nodig om me ellendig te voelen. En ik had ze niet nodig om me te weerhouden. Vrouwen belagen bij een abortuskliniek is onmenselijk. Dreigen met verdoemenis draagt hooguit bij aan de hel waar ze al in zitten. Wat betekent pro life als je niet verder kan kijken dan het leven van een ongeboren vrucht?
Kiezen om dit kind niet te laten bestaan was de enige goede keus. Voor mij, voor ons, voor het kind dat nooit een kind zal zijn. Mijn arts begreep dat. Hij had de kennis en de middelen en hielp me mijn afweging zo zorgvuldig mogelijk te maken. Geen oordeel. Hij bood me het enige geluid dat ik nodig had. En ik koos. Voor mij.