Zaterdag stierf er een moeder. Dat doen ze soms, moeders. Maar eerlijk is het nooit. Het was een schoolpleinmoeder, ik kende haar alleen van gezicht. Als ze maar een half procent op mij lijkt, hield ze van haar kinderen en was ze veel te jong.
Mijn vader stierf op zijn 52e. Ook jong. Ik was 19. Voor de wet volwassen, maar voor mijn vader gewoon zijn kind. Ontredderd was ik en me er plotseling volledig van bewust wat het betekent om je verscheurd te voelen. Tot jaren na zijn dood voelde ik, onzichtbaar onder mijn huid, een scheur van mijn keel tot aan mijn navel.
Maar mijn vader zag mij opgroeien. Hij zag mij schitteren in de eindmusical van groep 8. (Ik speelde ‘volk’, maar hij, hij zag me schitteren.) Hij was er voor me toen ik dacht dat geen enkele jongen me zag staan. Hij nam de wind van voren als mijn puberale hormonenstorm te hevig werd en ik hem overal de schuld van gaf. Hij was er zelfs toen hij al ziek was en ik mijn vwo-diploma haalde.
Ergens in Den Helder zijn twee kinderen hun moeder kwijt. Een vrouw die ik niet kende. En toch zit ik hier achter mijn laptop met een scheur in mijn bast, van mijn keel tot aan mijn navel. En ik kan alleen maar hopen dat deze kinderen zich door haar geliefd hebben geweten. Geloof me, dat is het enige dat helpt.
Deze blog verscheen als column (In 60 seconden) in de Helderse Courant. Vanwege de vele ontroerende reacties, post ik ‘m ook hier.