Ik hoopte op een dag
haar gele theeservies
met één gebroken kopje.
Misschien de eierdopjes
en haar gouden armband.
Ik hoopte op haar goede genen,
haar levenslust en doodsveracht.
(Liever niet haar benen,
als ik kiezen kon.)
En hoe ze huilt wanneer ze lacht.
Nu hoopt de zorg zich op
en ik ten langen leste
nog hooguit op het beste
en zij dat ze geen last zal zijn.
(Verzwijg ik mijn ware hoop in dezen
of genen niet belast te zijn.)