Soms kan ik niet bij je.
Dan ketsen mijn grappen
terug in mijn gezicht
en lach ik veel te hard om mij.
Dan mag ik niet op je lijf,
want net gegeten
of net vergeten
hoe het moet.
Aandacht bedoel ik.
Soms troost ik mij
door heel hard tegen je aan te ontvangen.
Het is niet een voortdurend verlangen,
maar meer iets dat terugkeert
als ik op mijn graagst ben,
op mijn vraagt ben
en jij juist dan geen antwoord geeft.
Mag ik een klinker kopen?
Ik kom er zelf wel uit.
Hoef je niks te zeggen,
alleen je hand hier neer te leggen
en mijn haar zo’n beetje
weg te strijken.
Naar me kijken
zoals anderen.
Niet veranderen,
dat vraag ik niet.
Je stugheid is me lief.
Maar soms kan ik niet bij je.
Dan geef ik mezelf weg
op plekken waar aan me wordt gedacht,
waar iemand op me wacht
en jij afvraagt waar ik blijf.