‘Nog één minuut. Komaan!’ In zoetgevooisd Vlaams spreekt mijn personal coach me toe. ‘Eén minuut’, denk ik. ‘Dat kan ik redden.’ Ik probeer me de minuut te visualiseren. ‘Tot die boten ongeveer.’ Echt rennen doe ik allang niet meer, het is een soort sjokken. Maar zolang ik harder ga dan die mevrouw daar met haar hondje, vind ik het goed genoeg. ‘En je mag gaan wandelen’, zegt ze dan eindelijk. ‘Had je gedacht dah-je ’t kon?’ Ik ben euforisch en hoor de tune van Rocky in mijn hoofd. (tedeedèèèh, tedèèduuuh…) Ik strek mijn armen uit en denk: ‘Yes! Ik heb zeven minuten achter elkaar gerend!!’
Die personal coach is niet zo heel persoonlijk. Ze staat op mijn mp3-speler en heeft al heel wat luie mensen zoals ik van 0 naar 5 km gefluisterd. In de periode die volgt, bouw ik een heel eigen hardloopregime op. Hierin wissel ik intensieve trainingen af met periodes van lamlendigheid en schuldgevoelens. Als ze hoog genoeg oplopen pak ik altijd mijn hardloopschoenen weer.
Maar dan word ik uitgedaagd de Dam tot Dam te lopen. ‘Het is nog ver weg’, denk ik. ‘En misschien haken mijn uitdagers zelf wel af.’ Maar ook: ‘Stel je voor dat ik dat zou redden.’ En dus stem ik toe. Ik train vanaf dat moment twee of drie keer in de week. Soms bak ik er niks van en weet ik zeker dat het nooit ga lukken en dan loop ik plotseling een best leuke 10 kilometer.
Op de dag des oordeels heb ik één training van 15 km op mijn naam staan. Theoretisch zou ik dus ook 16,1 moeten kunnen redden. Theoretisch… In de menigte start ik veel te snel en de Ij-tunnel vraagt al heel wat energie. Maar overal is muziek en de hele weg word ik aangemoedigd door volkomen onbekenden. Ik heb het een paar keer heel erg zwaar en loop al snel flink achter op mijn persoonlijke schema. Toch blijf ik op de been. ‘Ik ren!’ denk ik bij mezelf. ‘Ik ga langzamer dan een schildpad door pindakaas, maar ik ren!’ En dan is daar plotseling de laatste kilometer.
Dan begin ik de mensenmenigte af te speuren. ‘Zou ik ze al voorbij zijn?’ denk ik. Maar vlak voor de finish hoor ik: ‘Yanaika!’ Ik zoek naar de bron van het geluid en daar staan mijn man en onze jongetjes. Met een dikke strot en een enorme lach op mijn gezicht loop ik de laatste 100 meter. Dan kunnen opnieuw de armen in de lucht. Nee, ik had niet gedacht dat ik het kon.
Later blijk ik geëindigd op een 4786e plek. En echt, ik voel me sportvrouw van het jaar.